De zone boven de haak


De zone boven de haak (ZBH) doet me denken aan de jungle (of wat ik me bij de jungle voorstel): je weet nooit helemaal wat je er aan zal treffen. Misschien paradijsvogels, misschien wurgslangen. Ook blijft het altijd een verassing wie ik er precies mee naar toe neem: soms ben ik er een avonturier met een beige hoed en vastberaden stappen, soms schrik ik van schaduws en keer rillend terug naar de bewoonde wereld (de laatste haak).

Vanwege dat onbekende hou ik van de ZBH. Je moet er altijd improviseren. Want zelfs al ken je de route, dan weet je nog steeds niet met welk hoofd je die dag, of die route, op pad bent gegaan. (Misschien is dit niet voor iedereen het geval; dan kun je doorlezen om te ontdekken hoe het er aan toegaat in rare hoofden zoals het mijne).

Voor dit verhaal wilde ik een deel van de ZBH eens onder de loep nemen. Wat me namelijk altijd opvalt, is dat er vrij harde scheidslijn lijkt te bestaan tussen de zone waarin ik de val accepteer, of ik er nou over nadenk of niet, en de zone waarin ik de gedachtekraan moet dichtdraaien om er met fatsoen doorheen te kunnen klimmen*. Natuurlijk is dat op de eerste plaats afhankelijk van het niveau: als het voor mij heel makkelijk is, dan klim ik zonder problemen ver boven de haak door. Secties waar vallen echter tot de mogelijkheid behoort, zien er ongeveer zo uit: ik klim boven de haak uit als de heroïne van mijn eigen avonturenroman, tot mijn laagste voet de horizontale lijn van de laatste haak dreigt te overschrijden, en dan plotseling ben ik ervan overtuigd dat vallen niet meer kan. Ik schrijf ‘overtuigd’, maar het is meer een gevoel dan een gedachte, hoewel mijn hoofd er natuurlijk al te graag op inspeelt. En dan hangt het een beetje af van mijn gesteldheid die dag, of het lukt om gewoon door te klimmen (goeie dagen), of…

- dat ik doorklim en in mijn broek schijt (fuite vers l’avant zeggen ze hier: vlucht naar voren) en gered wordt door de volgende haak.
- dat ik me ‘vroegtijdig’ laat vallen, wat zo erg nog niet is, omdat ik de val wel ‘meepak’ en dus normaliseer. Tegelijkertijd geef ik mezelf dan een klein beetje credits voor wat uiteindelijk tevens het nemen van een vluchtroute is, en dat heb ik natuurlijk ook wel door.
- het fameuze refus d’obstacle: de dagen waarop er moes in mijn hoofd zit en ik de strijd niet aankan. Dan zie ik ver voor met mijn laagste voet de ZBH binnen dreigt te dringen al dat het veel te spannend voor me gaat worden en dan vraag ik om een blok, om mezelf vervolgens een paar existentiële vragen te stellen (wat doe ik hier, bijvoorbeeld).

Het is natuurlijk niet vreemd dat klimmen spannender wordt naarmate je hoger klimt; je val wordt er immers steeds groter van. Maar waarom dan die abrupte overgang? Wanneer ben ik krokodillen gaan zien precies op dat moment?

Ik heb geen idee. Misschien heeft het enigszins met voetfout temaken, wat met de voeten boven de haak natuurlijk wat sneller voorkomt. Maar ik heb toch niet het idee dat dat ‘t hele verhaal is. Ik kan me eigenlijk de laatste keer niet herinneren dat ik verder ben gevallen dan vanuit mijn fijne zone, en heb er dus zowel nauwelijks ervaring mee, als ‘trauma’s’ aan over gehouden. Nu moet ik er niet aan denken om dat vallen te gaan oefenen om zodoende die (mogelijk positieve) ervaring op te doen en de zone van zijn engheid te ontdoen: dat lijkt me veel te eng. Eigenlijk ben ik bang dat ik, zoals ik nu al doe, voor altijd in die zone de gereedschapskist tevoorschijn zal moeten halen die ik ook gebruik in zones waarin ik écht niet mag vallen, zoals boven slechte zekeringen, bandjes of waanzinnige afstanden in de multipitch. En wanneer die goed gevuld is (mijn mentaal is sterk) dan is er eigenlijk niets aan de hand.

Maar het liefst zou ik natuurlijk mijn zone van comfort uitbreiden. Zodat ik zelfs in Céüse ongedwongen door kan klimmen, al is het maar voor een meter, zonder de strijd aan te moeten gaan met alle bloedzuigers van de hele jungle.

Misschien moet ik toch die lange vallen gaan pakken.

Maar dat is veel te eng.

Hmm…

* De magische grens bestaat overigens niet alleen horizontaal maar ook verticaal. Er is natuurlijk een moment waarop klimmers ongemakkelijk worden wanneer ze verder en verder naar links of rechts klimmen; het is echter moeilijker om te meten waar precies het ‘te’ spannend wordt. Ook boven bandjes en dakjes uitklimmen levert natuurlijk mentale toestanden op.  

♡2023 by outdoorearthapple..com. Please copy and share.

Previous
Previous

Artisanale Angst

Next
Next

Ik kan er elke dag mee gaan klimmen