Boulderbrein
In Briançon (een stad in de bergen) wordt eind dit jaar eindelijk een boulderhal geopend en dat is fantastisch nieuws. We kunnen hier nu allemaal ‘s winters doortrainen en zodoende onze krachten behouden voor de lente. Daarom wil ik het graag goed doen. Ik bedoel, ik weet dat ik tijd ga doorbrengen in de boulderhal en die tijd wil ik graag goed benutten.
Als je nu denkt aan trainingsschema’s, vingerboards en maximale kracht, dan zitten we toch niet geheel op dezelfde lijn. Want ik heb het over maximaal plezier (gáááp…. pfff). Voor sommigen is maximaal plezier in de boulderhal een gegeven, maar ik heb zelf ongeveer vijftig procent heel veel plezier en vijftig procent overdreven zelfbewustzijn. Omdat ik mezelf als gemiddeld gevoelig beschouw en inmiddels veel klimmers in de boulderhal heb bestudeerd, weet ik dat ik niet de enige ben die lijdt aan een zekere mate van overdreven zelfbewustzijn in de boulderhal, en die daardoor misschien niet zoveel geniet van de uitdagingen als mogelijk zou kunnen.
Als je niet meteen een idee hebt van wat ik noem ‘overdreven zelfbewustzijn’, laat me ’t dan vanuit mijn eigen ervaring beschrijven:
Dat je je bewust bent van wat je klimt, hoe je klimt, en eventuele blikken die (niet) op je gericht zijn, dat je je tevens bewust bent van wat en hoe anderen om je heen klimmen, en dat je om dat alles heen een hele stroom aan gevoelens en gedachten hebt zoals ‘ik zou deze boulder moeten kunnen klimmen’ en ‘had ik maar billen in een legging zoals zij’ en ‘hopelijk heeft (n)iemand me gezien’. Waardoor je soms (of vaak) een boulder klimt zonder dat je er zelf werkelijk bij bent. In andere woorden; waardoor je lichaam soms een boulder klimt terwijl jijzelf ergens op een verloren eiland loopt te schaken tegen dertig fanatieke zee-augurken.
De situatie
Waarom, vraag ik mezelf geregeld af (hangend aan een plastic greep), maakt nu juist de boulderhal zo bijzonder zelfbewust?
Ik doe een poging:
- Boulders zijn kort en de niveaus direct te achterhalen, waardoor de vergelijking snel gemaakt is. Een licht competitief briesje waait heel af en toe tussen de grepen door, soms vriendelijk, soms onuitgesproken, soms recht in je gezicht, en in kleine gemeenschappen zoals die in een boulderhal (of een stad als Briançon) heb je soms toch snel het gevoel dat je (sociale) waarde afhangt van je klimniveau (of… je skiniveau… je uithoudingsvermogen… je tochtenlijst… enzovoort).
- Omdat boulders nu juist zo kort zijn heb je niet, zoals buiten, de tijd om als het ware boven je zelfbewustzijn uit te klimmen, eventueel publiek onderaan de rots achter te laten en mentaal volledig aan te haken bij de reis die de rots voor je uitstippelt (al kan ik me voorstellen dat sommige mensen vanwege de intensiteit van boulders juist mentaal beter aanhaken bij boulders; ik heb dat zelf helaas niet).
- Klimmers in de boulderhal dragen vaak strakke kleding (vrouwen) of weinig kleding (mannen zonder shirt), waardoor je precies weet hoe gespierd en dun de ander is. Zulke ‘oppervlakkigheden’ zouden natuurlijk niet moeten hinderen, maar we groeien allemaal op in dezelfde geobsedeerde samenleving en ik moet de klimmer die zich niets van uiterlijkheden aantrekt nog tegenkomen. In vergelijking met sommige meisjes aan de wand voel ik me soms een homp dysfunctioneel vlees, terwijl ik er buiten de boulderhal bijna geen complexen meer op nahoudt.
- En als laatste: je hebt in een boulderhal niet alleen de illusie dat je wordt bekeken; je wordt werkelijk bekeken. Je klimt toch echt op ooghoogte. En als nou iedereen in een boulderhal in een soort ‘voetje van de vloer’ constant aan de wal geplakt zou zitten, dan kan niemand werkelijk naar de ander kijken en die beoordelen, maar het probleem is nu eenmaal dat de boulderaar de hele tijd moet uitrusten én dus kijkt. En jijzelf hebt ook genoeg tijd om naar de ander te kijken, de vergelijking te maken en jezelf in te schalen.
Dan kun je denken: who cares wie er wel of niet naar je kijkt en waar jij naar kijkt!? En het antwoord daarop is, blijkbaar… Ik dus.
Zoals ik hierboven omschrijf (zie de vier punten), ben ik ervan overtuigd dat ’t probleem deels in het fenomeen van de boulderhal zit, maar deels dus ook in mij. Nu kun je de vergelijking of competitie niet ‘uit de boulderhal halen’ (tenzij ‘voetje van de vloer’ tot de huisregels zou mogen behoren), maar je kunt wel beïnvloeden in welke mate die vergelijking impact op je heeft, toch?
En dat, jongens en meisjes, is niet zo simpel als het lijkt. Denk ik dan.
Het aanvalsplan
Ik heb de afgelopen tijd een klein beetje geëxperimenteerd en veel met andere klimmers gesproken, en er is één situatie waarin het probleem van overdreven zelfbewustzijn in de boulderhal haast als sneeuw voor de zon verdwijnt: wanneer je op pad bent met betrokken, amusant, ondersteund en enthousiast gezelschap, ongeacht het respectievelijke klimniveau.
Is de sociale omgeving echter niet zo gunstig (wel gezellig, maar niet gunstig), dan zijn radicaler middelen nodig. Bewustzijn van al het bovenstaande is denk ik al een stap in goede richting, maar slechts een paar keer tegen jezelf zeggen dat je je ‘gewoon op het klimmen moet concentreren’ of dat je ‘heus wel als mens van waarde bent als je houterig klimt’ (of ‘evenveel van waarde als die vrouw in die paarse broek wanneer jij duidelijk soepeler klimt dan zij’) is in mijn ervaring niet genoeg: ik denk dat je echt een tijd lang moeite moet doen om je sociale boulderbrein te herprogrammeren.
Hoewel er nog veel experimenteren nodig is om een – op zijn minst voor mijzelf – effectieve methode te ontwikkelen voor deze herprogramering, komen er een aantal oefeningen in me op:
Oefening 1. : je klimt een reeks boulders, en telkens als je een sociaal invasieve gedachte hebt laat je jezelf vallen.
Oefening 2. : je klimt een reeks boulders en telkens als je een sociaal invasieve gedachte hebt roep je naar een partner in crime dat je een sociaal invasieve gedachte hebt (maar je klimt wel door), of je roept in plaats daarvan iets heel raars (zoals: ik ben een sexy leguaan in dierenpark Blijdorp).
Oefening 3. : je klimt een reeks boulders en probeert je (een beetje à la Hazel Finlay) te concentreren op het fysieke contact met de plastic grepen. Als het lukt om in een soort flow te raken, zal de blik van anderen natuurlijk vanzelf verdwijnen.
Oefening 4.: je klimt een reeks boulders en repeteert ondertussen in je hoofd dat elk mens evenveel waard is ongeacht hun klimstijl of -niveau (à la Ilgner) en jij dus ook (of een ander nuttig zinnetje).
Dit soort oefeningen zou je overigens regelmatig moeten doen om ’t allemaal een beetje te integreren.
Ik ben echter bang dat het boulderbrein ook op de vloer in de gaten gehouden moet worden. Als je zelf namelijk de helft van de tijd vanaf de bouldermat mensen loopt te beoordelen (positief en negatief), kun je niet opeens van innerlijk wezen veranderen zodra je aan het plastic gaat hangen. Misschien helpt het om bij aanvang stiekem een rondje door de boulderhal te lopen en in je hoofd tegen iedereen te zeggen dat je hoopt dat ze een fijne sessie hebben, zodat je jezelf (een heel klein beetje) wijsmaakt dat iedereen in hetzelfde team zit (jouw team, team vermaak). Je zou dit natuurlijk ook hardop kunnen doen, dan zou ik je zowel heel raar als heel lief vinden. Tijdens het rusten regeltmatig even naar je eigen gedachten luisteren kan misschien ook geen kwaad, zodat je ’t in elk geval doorhebt wanneer je vergelijkingen maakt waar je je op dat moment, of later aan de muur, op een bepaalde manier van gaat voelen.
Het is nog maar november
Dit aanvalsplan kan ik voorlopig niet op de proef stellen omdat de boulderhal nog niet open is, maar ik zal er deze winter zeker nog een paar keer op terug komen. Voor boulderaars die zoals ik met een overdreven zelfbewustzijn kampen: ik leer graag bij, dus als er oefeningen zijn, tips of inzichten die jullie zelf stiekem al een beetje gebruiken tijdens het klimmen, dan hoor ik er echt graag over, zodat we met z’n allen een effectief aanvalsplan kunnen uitwerken.
(En nog een laatste tip van de Aardappel zelf: vermijdt drukke boulderhallen of tijdstippen. Ongestoord in je eigen hoek boulderen lost al een heel hoop op).