Een angsthaas adrenalinejunkie


Afgelopen winter werkte ik zes dagen per week. Winterdagen hebben weinig licht, en daardoor kon ik niet zo vaak de natuur in om te skiën of te klimmen. Dat vond ik natuurlijk niet zo leuk; ik ben ontzettend verwend en gewend om dagdelen buiten door te brengen. En beiden sporten vind ik gewoon heel leuk (héél leuk).

Toch heeft ’t tijdelijk tekort aan skiën en klimmen me iets opgeleverd: een inzicht.

Voor het gemak blijf ik even bij het klimmen. Ik weet niet of er klimmers zijn die voorklimmen, binnen het sportklimmen, in geen enkele situatie spannend vinden, maar mijn hart is er altijd sneller van gaan kloppen. En die spanning draagt bij aan de kwaliteit van mijn leven. Dit klinkt misschien niet heel verbazingwekkend, maar voor mij is het een behoorlijk invloedrijk inzicht.

Het begon in het café waarin ik werkte. Ik zag mensen, jong en oud, dag in dag uit aan de tafeltjes aanschuiven en iets te drinken bestellen. Sommige trokken een laptop tevoorschijn en werkten, andere lazen de krant of hielden gesprekken met elkaar, soms staarden ze uit het raam. Vaak namen ze plaats aan hun favoriete tafeltje. Ik zag dit aan, dezelfde mensen elke week weer, en op een gegeven moment kreeg ik kriebel. Ik kreeg er gewoon kriebel van. Van de rondjes die ik elke dag wel honderd keer door het café liep, van de glimlach die ik opzette, van de koffies en de Chai’s en dankjewels en totziens, van alle spijkerbroeken en jassen en geknipte haren, van de aangelijnde honden en kinderwagens, van de pinpassen en bankbiljetten en de hongerige ogen op de koekjes en de muziek en ga zo maar door.

Kriebel.

En dit was absoluut niet het probleem van de gasten, want die kwamen gewoon even lekker koffiedrinken in een café. Ik drink ook graag koffie in een café, het liefst met een leuk mens zoals mijn moeder of beste maatje.

Op een gegeven moment kreeg ik kriebel van mijzelf. Van de kleren die ik zelf droeg, van mijn haar. Ik kreeg kriebel van het pakken van de auto én van de fiets, kriebel van eten en niet eten, slapen en niet slapen.

De dag waarop ik weer eens flink aan de rots hing, er daar weer herhaaldelijk en genadeloos vanaf viel, wist ik waar ik precies kriebel van had gekregen: een gebrek aan spanning. Of misschien wel avontuur. Het onbekende, de intensiteit; alles wat ik voel in de zone boven de haak. Zo blijkt, als ik niet genoeg naar buiten kan om mijn mentaal uit te dagen, dan voelt ’t blijkbaar alsof de uiteindes van mijn lichaam zachtjes inslapen en de mooiste gangen van mijn denkstelsel worden afgesloten. Alsof ik stop met groeien, en zelfs, alsof ik moet en zal dansen naar alle kleinste regeltjes van de samenleving. Lief glimlachen.

Toch wel handig dat alles wordt opgelost door even boven een haak uit te klimmen (het leven is zo lastig nog niet).

Waarom zou ik dit omschrijven als een invloedrijk inzicht? Nou, ik dacht dat al die spanning in het klimmen en skiën me wel gestolen kon worden, me misschien zelfs geneerde, maar niets is minder waar. Objectief en dodelijk gevaar mag van mij uit de outdoorwereld gefilterd worden, maar een mate van spanning is, zo weet ik nu, juist iets waar ik stiekem (en sinds deze winter dus iets minder stiekem) naar zoek. En op basis van die informatie kan ik mijn hele innerlijke dialoog omtrent angst en spanning aanpassen. Ik kan ervan gaan houden. Wat ik daardoor meer en meer ontdek is het volgende: houden van de ZBH is een van de allergrootste stappen voorwaarts naar progressie in het mentale voorklimspel. Beseffen dat je een adrenalinejunkie bent, een angsthaas adrenalinejunkie voor mij apart, kan het begin zijn van een prachtige ontwikkeling waar je stiekem al jaren op wacht. Ik kan me niet anders voorstellen dat houden van de mentale uitdaging die een wat steilere helling aanbiedt, tevens het begin is van potentiële wonderen in het mentaal van een bange skiër.

Zeker iets om uit te zoeken, toch?


Previous
Previous

Hey Lieverd, dynamiseer je me?